Opwekking tot verootmoediging

RECTIFICATIE: PER ABUIS NOEM IK IN MIJN NIEUWSBRIEF SOLEIMANI EEN AMERIKAANSE GENERAAL. DAT MOEST NATUURLIJK ZIJN: EEN IRAANSE GENERAAL

Mijn droom, mijn verlangen naar en gebed om een geestelijke herleving, heb ik al vaker met u gedeeld. En tot mijn vreugde signaleer ik dat dit verlangen naar een geestelijke herleving breder begint te leven. Mijn droom is dat er in elke provincie van ons land verootmoedingsbijeenkomsten worden gehouden. Het is mijn goede/vaste voornemen hier dit jaar mee te starten. Met Gods hulp en vanuit het besef dat alleen de Heere ons nog kan redden.



Ik proef veel somberheid onder gelovigen over de toekomst, maar geloven we nog dat de Heere niet wil dat iemand verloren gaat, maar dat allen tot bekering komen (2 Petrus 3:9)?
Ik bid dat de Heere ook over ons de Geest van de genade en van de gebeden uit zal storten (Zacharia 12:10). Om ons voor de Heere te verootmoedigen, onze zonden, de zonden van ons land en ons volk en onze zonden tegenover Israel en het Joodse volk te belijden en Hem te smeken ons genadig te zijn. In de hoop dat Hij ons zal redden van de geestelijke ondergang. ‘Heere, zend Uw Geest in ons midden, schenk een terugkeer tot U, een geestelijke herleving, een opwekking. Tot eer van Uw grote Naam en tot zegen van velen.’

Deze droom leeft in mijn hart en het verlangen ernaar wordt krachtiger. Het begon enkele jaren geleden, tijdens een studiedag over opwekking, waaraan ik mocht meewerken. Al vele jaren verdiep ik mij in de opwekkingsgeschiedenis. De grote opwekkingen in Amerika en Engeland en van recenter datum de herlevingen in ons eigen land, in Wales en in Korea.

Omdat ik geboren en getogen ben in de Alblasserwaard en er nog steeds woon, raakt het mij dat God ooit ook deze streek heeft bezocht en een grote ‘golf’ van verootmoediging en opwekking gaf, zo rond het jaar 1750. Het begon bij de schoolkinderen, 6, 7, 8 jaar oud, die zich zomaar op school of onderweg naar huis op de grond lieten vallen en onder een diep besef van zonden uitriepen: ‘Weg duivel, weg, weg; ik heb u lang genoeg gediend. Ik moet de Heere Jezus hebben.’
Later verspreidde de opwekking zich ook onder de volwassenen en de ouderen. Soms werden ze zo krachtig door Gods Geest aangeraakt, dat ze onder groot zondebesef kwamen en op de grond lagen te roepen om genade. Ze beseften dat ze naar de hel dreigden te gaan als ze nu zouden sterven. Groot was dan de blijdschap en de dankbaarheid als ze Gods vergeving mochten ervaren.

Hoe meer ik me er in verdiep, hoe sterker het verlangen een nieuw krachtig werk van God wordt. ‘Heere, doe het ook nu. Uw arm is toch niet verkort. Voor U is niets te wonderlijk. U wilt niet dat iemand verloren gaat, maar dat allen tot bekering komen. Dat zegt U in Uw Woord.’

Kenmerkend voor elke ware opwekking is gebed, verootmoediging en belijdenis van zonde en schuld tegenover de Heere en tegenover elkaar. Een opwekking kunnen wij niet tot stand brengen, het is een hemels geschenk.
2 Kronieken 7:14 zegt – ‘Als Mijn volk, waarover Mijn Naam is uitgeroepen, in ootmoed buigt en bidt, en zij Mijn aangezicht zoeken, en zij zich bekeren van hun slechte wegen, dan zal ik vanuit de hemel horen, hun zonden vergeven en hun land genezen.’

Dit zijn woorden waarop we mogen pleiten. Het zijn Gods woorden, het is Zijn belofte. En zeker, allereerst zijn deze woorden gesproken tot Israel, maar de Heere spreekt deze woorden ook tot ons. Daarom mag er hoop en verwachting zijn als we Hem Zijn eigen woorden voorhouden. ‘Heere, U hebt het zelf beloofd, we belijden onze zonden, vergeef ze, herstel ons land.’

Een opwekking, een geestelijke herleving is de enige hoop voor ons land en voor ons volk. Kennen we geestelijke bewogenheid met ons volk? We maken toch deel uit van ons volk? Beseffen we dat miljoenen landgenoten voor eeuwig verloren dreigen te gaan in de hel, omdat ze niet geloven in de Heere Jezus? Er is immers één Naam onder de hemel gegeven waardoor we behouden moeten worden (Handelingen 4:12) en dat is Zijn Naam.

Een opwekking kunnen wij niet zelf tot stand brengen. Alleen God kan die geven, door een krachtige werking van de Heilige Geest. Als we daar diep van doordrongen zijn, en als het verlangen naar een herleving in ons hart leeft, zullen we ons toch uitstrekken naar Hem.
Wat we nodig hebben, is een krachtig werk van Gods Geest in ons midden. ‘Heere, scheur de hemel en daal neer met Uw aanwezigheid’ (Jesaja 64:1). We zijn zo snel tevreden met een goed gevoel, met een klein beetje van Zijn aanwezigheid.

‘Heere, openbaar Uzelf. Doe ons Uw heerlijkheid zien.’ En wanneer Hij komt, verandert alles. Dat zien we in de Bijbel op tal van plaatsen, dat leert ons de opwekkingsgeschiedenis. Dan valt Jesaja neer en roept het uit: ‘Wee mij, want ik verga! Ik ben immers een man met onreine lippen en woon te midden van een volk met onreine lippen. Mijn ogen hebben namelijk de Koning, de HEERE van de legermachten gezien’ (Jesaja 6:5).
En Johannes schrijft over de verschijning van de verheerlijkte Heere Jezus aan hem op Patmos: ‘Toen ik Hem zag, viel ik als dood aan Zijn voeten…’ (Openbaring 1:17).

Dan gaat alles van jezelf eraan. Dan sta of lig je als klein, nietig, zondig mensje tegenover de Heilige. Dat besef zijn wij zo kwijtgeraakt. De Heere Jezus is niet je vriendje van om de hoek, bij God de Vader klim je niet zomaar even op schoot.
Velen spreken nogal gemakkelijk over een opwekking, maar beseffen niet dat een opwekking je alles kost. Een opwekking kan pijn doen. Ook gelovigen, rechtvaardigen, kinderen van God, worden dan opnieuw geconfronteerd met hun zondigheid en onheiligheid. Tijdens de grote opwekking in Korea, die in het begin van de twintigste eeuw begon, beleden ook voorgangers en oudsten hun zonden aan de Heere en aan elkaar.
Daniël, misschien wel de meest rechtvaardige mens die in zijn tijd leefde op aarde, beleed het aan de Heere: ‘Wij hebben gezondigd, wij hebben onrecht gedaan, wij hebben goddeloos gehandeld…’ (Daniël 9:5).

Er is zoveel om ons voor te verootmoedigen, om te belijden aan de Heere: onze kerkelijke en geestelijke verdeeldheid, onze geesteloosheid, onze eigen eer, ons verheffen boven die ander, het kwaadspreken over andere christenen, ons materialisme, de zonden van ons land en van ons volk, onze vaak kritische en negatieve houding richting Israel… de schuld, de bloedschuld die we op ons hebben geladen doordat we het hebben laten gebeuren dat zoveel Joodse mensen in de geschiedenis zijn omgebracht, zeker ook tijdens de Holocaust.
Wat brengen we terecht van wat de HEERE van ons vraagt: ‘…niets anders dan recht te doen, goedertierenheid lief te hebben en ootmoedig te wandelen met uw God’ (Micha 6:8).

Om terug te komen op mijn droom: Enkele jaren geleden hadden we in de zomer, tijdens de grote droogteperiode een spontane verootmoedigingsbijeenkomst in de Betuwe. Uit het hele land waren mensen daarheen gekomen. Om ons voor de Heere te verootmoedigen, de zonden van onszelf, van onze kerken en gemeenten, ons land en ons volk te belijden en Hem te smeken om genade, om zegen, om regen. En als uitvloeisel van deze bijeenkomst zijn al enkele verootmoedigingsbijeenkomsten gehouden.

Misschien breekt nu de tijd aan om in het hele land, in elke provincie, zulke bijeenkomsten te gaan houden. Tijdens spreekbeurten krijg ik daar de laatste maanden regelmatig vragen over. Er zijn in ons land zeker meer bidders dan wij vermoeden. Mensen die op de knieën liggen voor ons land en voor ons volk. Mensen die verlangen naar een herleving, een opwekking. Mensen die graag met anderen willen samenkomen die ditzelfde verlangen hebben, om samen het aangezicht van de Heere te zoeken.

Sommigen werpen tegen: we leven in de eindtijd, de wederkomst van de Heere Jezus is aanstaande, geestelijk zal het alleen maar verder achteruitgaan, er komt echt geen opwekking meer. Wie zo spreekt, doet de Heere enorm te kort. Voor Hem is toch niets te wonderlijk? Opwekkingen in het verleden vonden vaak plaats in geestelijk duistere perioden. De Heere wil toch niet dat iemand verloren gaat, maar dat allen tot bekering komen (2 Petrus 3:9).

Er zeker, er komen mensen tot bekering, gelukkig ook in ons land. God werkt. Velen zien uit naar tekenen en wonderen, maar verlangt u er ook zo naar dat er veel meer mensen tot bekering zullen komen? Het gaat om de eer van de Heere Jezus en de redding van zondaren.
Wij kunnen geen zondaren bekeren. Maar Hij wel. In het grote aantal ongelovigen in ons land kan een oordeel van God zichtbaar zijn. Als mensen volharden in de zonde, kan Hij hen overgeven in verharding, als een oordeel. Leest u het tweede deel van Romeinen 1 er maar op na.

Wij weten niet of de Heere nog een opwekking wil geven in ons land, in Europa, dat is in Zijn hand. We mogen er zeker verlangend naar uitzien. Misschien wil de Heere eerst wel een herleving geven in onze kerken en onze gemeenten. Het oordeel begint niet in de wereld, maar in het huis van God, zegt 1 Petrus 4:17. Het reinigende oordeel van God. Daarom is het zo belangrijk dat we ons oprecht voor Hem verootmoedigen.
Als wij ons machteloos voelen om ons volk terug te brengen bij de Heere, blijft er nog maar één weg over: gebed, verootmoediging, om vrijmoedig tot de Heere te gaan, in Zijn troonzaal. Laten we dit doen, ieder persoonlijk, zoals Daniël deed, maar ook gezamenlijk, in onze kerken en gemeenten.

Dirk van Genderen